De zonnegloed groet
mijn schaduw
zachtjes smelten
de koele afstanden af
tussen ons,
de voorbijgangers.
Mijn haren wapperen
zoals lakens aan een wasdraad
opgefrist door de lauwe ochtendbries
die aan mijn huid blijft kleven
en de bomen en het gras inkleurt
met groen zo groen
als groen hoort te zijn.
De duisternis zit verstopt
gespiest door zonnestralen
die ze in bedwang houden
tot ze verbranden op de bodem
tot ze verschroeid zijn door de gloed
die ons meeneemt op haar golven
van zomergeluk.